Foto van het klooster van de Alexianen (Cellebroeders) te Antwerpen. In het begin van de 14de eeuw namen groepen vrome leken in de steden van het Rijnland en de Nederlanden spontaan de bedelstaf ter hand. Ze legden zich toe op de verzorging van pestlijders en begroeven de slachtoffers van de Zwarte Dood. In de Nederlanden werden ze aanvankelijk matemannen, lollarden, arme broeders en schokkebroeders genoemd. Die gemeenschappen wortelden soms in de begardenbeweging. Vanaf de periode van de Zwarte Pest tussen 1348-1352 gingen de schokkebroeders zich hechter organiseren en in kloosters samenleven. De naam cellebroeders vindt men terug vanaf de eerste helft van de 15de eeuw. Rond 1500 kozen diverse gemeenschappen de H. Alexius als hun patroonheilige, de beschermeling van pelgrims, bedelaars en vagebonden. Toen dook ook voor het eerst de naam alexianen op. De Alexianen legden zich vooral toe op drie caritatieve werken, de verzorging van pestlijders, het begraven van doden en de opvang van geesteszieken. Na de Franse Revolutie werd hen in 1804 ook nog de begrafenisrechten ontnomen waardoor hun belangrijkste bron van inkomsten verviel. Hun klooster in de Cellebroedersstraat te Antwerpen moest verkocht worden en het gebouw werd in 1897 gesloopt. Inmiddels is een gedeelte van de Broeders naar Boechout getrokken, waar een nieuw centrum voor geestelijke verzorging werd opgetrokken.Read More